Hologram - Hoofdstuk 1
1-12 Licht
Licht is waar veel over gesproken wordt en veel onder gebracht wordt, zeker onder
die mensen die verkondigen het licht gezien te hebben, verlicht te zijn en of
lichtwerkers te zijn. Alles wordt momenteel onder het licht gezet en men denkt hoe
lichter het object is hoe dichter men bij de bron is! Nu, gezien van de wereld van
de energie liggen de kaarten geheel anders en is het opmerkelijk wat er werkelijk
gaande is in het licht. Maar voordat u gaat verschieten laten we even de geleerden
weer aan het woord.
Licht
Licht is elektromagnetische straling in het frequentiebereik dat waarneembaar is
met het menselijk oog, soms foutief met inbegrip van infrarood licht, met een iets
lagere frequentie, en ultraviolet licht, met een iets hogere frequentie. Bij licht
spreekt men meestal over de golflengte in vacuüm en lucht die bij een frequentie
hoort, omdat in de meeste toepassingen met de golflengte gewerkt wordt.
De golflengte is, anders dan de frequentie, afhankelijk van de stof waar de straling
doorloopt. Het zichtbare spectrum strekt zich uit over golflengten van ongeveer
380 nm (nanometer) (violet) tot 780 nm (rood) in vacuüm en lucht. In vacuüm plant
licht zich, zoals alle elektromagnetische straling, voort met de lichtsnelheid.
Lichtkwanta, die in de kwantumoptica een rol spelen, worden fotonen genoemd.
De drie variabelen die licht beschrijven, zijn de lichtsterkte (ofwel amplitude), de
kleur (ofwel frequentie of golflengte) en de polarisatie, ofwel de trillingsrichting,
die altijd loodrecht op de voortplantingsrichting staat. Het onderzoeksveld over licht
en de wisselwerking van licht met materie heet optica.
Deeltje of golf
Licht beschreven als een golf. De elektrische (E, rood) en magnetische (M, blauw)
velden trillen in loodrecht op elkaar staande richting terwijl de golf zich voortplant.
De golflengte is aangegeven met het symbool ?.
In de 17e eeuw beweerde Christiaan Huygens als eerste dat het licht een
golfverschijnsel is. Hiervoor pleitten de bij licht waargenomen verschijnselen
interferentie en buiging. Dit werd tegengesproken door Isaac Newton, die stelde
dat licht uit een stroom van snelle deeltjes bestaat. Dit leidde tot een felle discussie,
die aanvankelijk werd beslecht in het voordeel van de deeltjestheorie. In de 19e
eeuw werd duidelijk dat licht een elektromagnetisch golfverschijnsel is binnen een
specifiek golflengtegebied, dankzij het experimentele werk van Thomas Young,
Augustin Jean Fresnel en Heinrich Hertz en het theoretische werk van Lorentz.
Het gedrag van licht kon verklaard worden door het oplossen van de
Maxwellvergelijkingen die de basis vormen voor alle elektromagnetische
verschijnselen. Met de opkomst (begin 20e eeuw) van de kwantummechanica
werd er toch nog een deeltjeskarakter van het licht vastgesteld. Dit culmineerde
in de ontwikkeling van de kwantumelektrodynamica die alle wisselwerkingen
tussen geladen deeltjes onder uitwisseling van fotonen volledig en met zeer grote
nauwkeurigheid beschrijft en voorspelt. Het is een synthese van de relativistische
versie van de Maxwellvergelijkingen met de kwantummechanica.
Ontstaan van licht
Als atomen genoeg verhit worden, of op een andere manier in een aangeslagen
toestand terechtkomen, kunnen de buitenste elektronen op een hoger ofwel
geëxciteerd energieniveau komen. Wanneer een elektron terugkeert naar een
lager energieniveau, wordt de vrijgekomen energie in de vorm van een foton
uitgezonden. Deze energie van een foton bepaalt de frequentie en dus de
golflengte en daarmee de kleur van het licht.
Lichtsnelheid en voortplantingsrichting
De lichtsnelheid is in een isotroop medium gelijk in alle voortplantingsrichtingen.
Licht plant zich voort in vacuüm met een snelheid van per definitie 299 792 458
meter per seconde. In een medium als water, lucht of glas is de snelheid lager.
Dit komt door de interactie tussen de elektrische vector van de lichtgolven en de
elektronenwolken om de atomen waaruit het medium is opgebouwd. De verhouding
tussen de lichtsnelheid in vacuüm en de lichtsnelheid in een medium is de
brekingsindex van dat medium.
In de speciale relativiteitstheorie wordt gepostuleerd dat de lichtsnelheid in vacuüm
een natuurkundige constante is, die zelfs niet, zoals voor de formulering van deze
theorie in 1905 werd aangenomen, afhangt van de bewegingstoestand van de
waarnemer ten opzichte van de lichtbron.
Breking (refractie)
Door de lichtbreking op de grensvlakken tussen lucht, glas en water lijkt het rietje
daadwerkelijk gebroken.
Als licht door een transparant medium (zoals lucht, water, of glas) beweegt, wordt
de voortplanting vertraagd ten opzichte van vacuüm met een factor die
brekingsindex wordt genoemd. De brekingsindex is gedefinieerd als de
verhouding van de lichtsnelheid in vacuüm tot die in het medium:
met n de brekingsindex, c de lichtsnelheid in vacuüm en vf de fasesnelheid in het
medium. Bij een verandering van de brekingsindex, bijvoorbeeld op het grensvlak
tussen lucht en water, verandert – bij schuine lichtinval – behalve de
voortplantingssnelheid ook de voortplantingsrichting van de golven.
Dit verschijnsel heet lichtbreking of refractie, en is te beschrijven en berekenen
met de Wet van Snellius. Omdat de snelheid gelijk is aan de golflengte maal de
frequentie, volgt hieruit de verhouding van de golflengte in vacuüm en in een stof.
Breking in anisotrope media
In een anisotroop medium varieert de lichtsnelheid, afhankelijk van de hoek tussen
een transversale Elektrische veldsterktevector van een elektromagnetische golf en
een optische as van een kristallijn medium (er kunnen maximaal twee optische
assen zijn). Dit is het gemakkelijkst te constateren middels het verschijnsel dubbele
breking. Een bundel wit licht zal zich zelfs bij loodrechte inval opsplitsen in twee
witte bundels (dus niet te verwarren met dispersie, die alleen bij schuine inval
opsplitsing in bundels van verschillende kleuren veroorzaakt).
Weerkaatsing (reflectie)
Als licht onder een bepaalde invalshoek met de normaal op een oppervlak
tussen twee media met verschillende brekingsindices stuit, kan dat geheel of
gedeeltelijk gereflecteerd worden, onder een eenzelfde hoek met de normaal.
Het eventuele niet gereflecteerde deel vervolgt zijn weg door het tweede medium
volgens de bovengenoemde brekingswet. Is de invalshoek groter dan de
Brewsterhoek, dan wordt alle invallende straling gereflecteerd.
Buiging (diffractie)
Als licht door een opening gaat met afmetingen in dezelfde orde van grootte als
de golflengte, is er niet één bepaalde straal of bundel die recht door die opening
valt, maar buigt een deel van de bundel af, zoals ook watergolven doen. Met het
klassieke golfbak-experiment kan dit zichtbaar worden gemaakt. Als lichtgolven
verstoord worden door kleine onregelmatigheden in het medium (druppeltjes,
stofjes en zelfs moleculen) dan wordt het effect verstrooiing genoemd. Hierbij wordt
onderscheid gemaakt tussen obstakels die groter, ongeveer even groot of kleiner
zijn dan de golflengte.
Het tweespletenexperiment is gebaseerd op de buiging van het licht dat valt door
twee spleten met een onderlinge afstand in de grootteorde van de golflengte. Er
ontstaat een interferentiepatroon van donkere banden waardoor het golfkarakter van
licht wordt aangetoond. Moderne beschouwingen zien het experiment als een
interferentie van de golffuncties van de fotonen. Het experiment kan namelijk ook
foton na foton worden uitgevoerd met hetzelfde resultaat, wat inhoudt dat een
individueel foton met zichzelf interfereert.
Lichtsterkte
De intensiteit van licht wordt de lichtsterkte genoemd; de eenheid van lichtsterkte is
de candela (afgekort cd). In SI-eenheden komt deze overeen met 1/683 watt per
steradiaal. De minimale lichtsterkte voor kleurwaarneming bedraagt ongeveer 3 cd/m2.
De aarde ontvangt van de zon ongeveer 2 000 000 000 cd/m2 (dit heet de
zonneconstante) en van de (volle) maan ongeveer 2500 cd/m2.
Lichtspectrum
Licht is elektromagnetische straling. De frequenties van lichtgolven vormen een deel
van het totale spectrum. Vaak wordt de indeling van het spectrum gedaan op grond
van de golflengte, waarmee dan de golflengte in vacuüm wordt bedoeld, aangezien
de golflengte afhankelijk is van het medium. Gebruik van de frequentie heeft soms
als voordeel dat deze niet afhankelijk is van het medium. Bij beschrijving van buiging,
interferentie en verstrooiing in een bepaald medium is echter de golflengte in dat
medium de meest relevante grootheid.
Licht dat bestaat uit lichtgolven met alle dezelfde golflengte/frequentie, heet
monochromatisch licht. De kleur die men ziet is de kleur die bij die frequentie
hoort. In de natuur komt meestal polychromatisch licht voor, dat bestaat uit golven
die verschillende golflengtes hebben. Ook dan ziet het oog maar één kleur, die de
"optelsom" is van de verschillende monochromatische kleuren. Als alle golflengtes
van het zichtbare deel van het spectrum in min of meer gelijke mate aanwezig zijn,
zien we de kleur wit. Combinaties van lichtgolven van complementaire kleuren
zullen ook als wit gezien worden. Sommige kleuren, zoals de kleur bruin, kunnen
alleen gevormd worden uit combinaties van verschillende golflengtes. Binnen het
zichtbare licht (golflengte 380 tot 780 nm) kunnen we de volgende kleuren
onderscheiden: violet (380 - 436 nm), blauw (436 - 495 nm), groen (495 - 566 nm),
geel (566 - 589 nm), oranje (589 - 627 nm), rood (627 - 780 nm).
Polarisatie van licht
Licht bestaat zelden uit een golf die slechts in één vlak trilt. De polarisatie wordt
gedefinieerd als de trillingsrichting van het elektrische veld (het magnetische veld
staat hier altijd loodrecht op en kan daardoor buiten beschouwing blijven).
De elektrische vector kan een helix beschrijven rondom de voortplantingsrichting.
De elektrische vector kan ontbonden worden in twee loodrecht op elkaar staande
componenten. Deze ontbinding is willekeurig: Voor de analyses in de optische
isomerie wordt lineair gepolariseerd licht in twee circulaire componenten ontbonden,
in de optica circulair of elliptisch gepolariseerd licht in twee lineaire componenten.
Lineaire polarisatie
Lineair
Circulaire polarisatie
Circulair
Elliptische polarisatie
Elliptisch
Lichtbronnen
De zon is de belangrijkste natuurlijke lichtbron. Licht kan ook kunstmatig opgewekt
worden, vanouds met vuur, maar sinds de 19e eeuw ook met gloeilampen; later zijn
andere typen ontwikkeld, zoals gasontladingslampen, zwavelplasmalampen en led's
(light emitting diode).
Een kunstmatige bron van licht dat zowel coherent als monochromatisch is, is de
laser, die vanaf 1960 ontwikkeld is. In de telecommunicatie wordt de glasvezel
ingezet om snel grote hoeveelheden gedigitaliseerde informatie te versturen door
middel van het verzenden van lichtsignalen opgewekt door een laser.
Niet-monochromatisch licht zou het informatiedragende signaal vanwege de
onvermijdelijke dispersie van het glas uitgesmeerd worden over langere afstanden.
Een andere voor consumenten belangrijke toepassing is de cd- en dvd-speler.
Lasers spelen echter in veel technisch-wetenschappelijk onderzoek ook een
belangrijke rol. De pulslaser, bijvoorbeeld, is een onmisbaar onderzoeksinstrument
in de atoom- en molecuulfysica.
De geleerden gehad en de beschrijving gelezen nu even wat kanttekeningen van
mijn kant
We hebben de wetenschap nu ruim genoeg aan het woord gelaten en een goede
lezer ziet onmiddellijk dat er van alles bijgehaald wordt om zaken te verklaren.
Wat ik al eerder eens aanhaalde, doordat de basis van de wetenschap op een
verkeerde fundering staat en al via de kwantumleer is weerlegd, zitten we nog met
ongelofelijk lange getallen en onmogelijke berekeningen. Gelukkig is het kwantum
zeer sterk aan het opkomen en de oude wetenschap ziet steeds meer in dat vele
interpretaties niet meer kloppen of aangepast moeten worden.
Er zijn wel enkele vragen die ik al vast wil stellen en in het volgende hoofdstuk wil
ik deze doornemen:
- De onder- en de bovenwereld, bestaat deze?
- Waarom is het vaticaan en de joodse gemeenschap zo bang?
- Het alziende oog, is het wat meer?
- Het oog en zijn stralen, is het een hologram of dimensie?
- Experiment bolle/platte aarde
- Is het niet zo dat de Matrix werkelijk gaande is?
- Is het heelal een reusachtige holografische illusie?
- Is het niet zo dat er een hologram gemaakt is om de werkelijkheid te verschuilen?
- Maar wie hebben er voordelen aan dat wij in een dergelijke wereld leven?
- United Nations Human Rights
- Wat was er het eerst, het Universum, het leven of de nullen en enen (simulatie)?
- Wat is de kracht van elk individuele energie en waarom probeert men deze alsmaar
af te breken?
In deze vragen gaan we ook het antwoord krijgen wat licht werkelijk wil zeggen en wat
de ware rol van licht is. We gaan hier op in, in het volgende hoofdstuk.
Laat de vragen en met wat we in hoofdstuk een al wat aangehaald hebben eerst wat
op je inspelen en inwerken.
Wat zegt je gevoel?
Hoe komt het dat we zaken alsmaar voor ons uitschuiven of afdoen als conspiracy.
We gaan dit uitvoerig bespreken in het tweede hoofdstuk.
NAAR HOOFDSTUK 14
|